Successiewet 1956
Artikel 26
1
Met elkaar gehuwde personen, die niet van tafel en bed zijn gescheiden, worden, voor de berekening van het recht van schenking, als één en dezelfde persoon aangemerkt. Het schenkingsrecht wordt alsdan berekend naar de naaste verwantschap tussen de schenker of één van de gehuwde schenkers en de begiftigde of één van de gehuwde begiftigden.
2
Indien schenkingen worden gedaan binnen een jaar vóór het huwelijk van de schenkers of van de begiftigden, wordt het huwelijk geacht reeds ten tijde van die schenkingen te hebben bestaan.
3
Het in het eerste lid bepaalde is niet toepasselijk op schenkingen door een echtgenoot aan degene met wie hij is gehuwd.
4
De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op verkrijgingen door ongehuwd samenwonenden als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BD2935, Eerste aanleg - meervoudig, AWB 06/285
Rechtsoort
Belasting
Datum uitspraak
26-10-2006
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank ArnhemRecht van schenking. Door zoon aan ouders verleend gebruiksrecht op dure woning vormt een schenking